De gouden kooi van perfectie
Johan werkt elke avond en ook in het weekend. Perfectie lijkt zijn valkuil. Hij heeft wel eens explosieve buien en komt soms onredelijk uit de hoek. Dat weten zijn collega’s maar al te goed. En ook het thuisfront, zijn vrouw en zoontje, lijdt daar onder. Alleen zie ik daar niets van als hij de trainingszaal binnenloopt.
Johan is vriendelijk en voorkomend naar de andere deelnemers in de training. Hij glimlacht en kijkt rond. Maar zijn glimlach lijkt spanning te verbergen.
Zijn manager heeft hem naar de training gestuurd, want door zijn stijl van leidinggeven zijn er zelfs twee collega’s opgestapt. Alleen die manager wil Johan zeker niet kwijt, omdat hij een vakman pur sang is die steeds weer opnieuw oplossingen realiseert voor de moeilijkste klussen. En dat is ook wel nodig in het hoge segment waarin het bouwbedrijf zit. Het gaat om super-de-luxe appartementen van de hoogste kwaliteit. Niets is te gek! Elk detail is belangrijk. En hoe absurd die wensen soms ook zijn – Johan kan daar van genieten. Dat zie ik gelijk aan zijn gezicht als hij zich voorstelt en vertelt over zijn werk. Met twinkelende ogen vertelt hij over prachtige restauraties van oude panden, waar hij verantwoordelijk voor is.
Hij werkt bij dit bedrijf sinds zijn eindexamen. Ooit begonnen als jonge ambachtsman, nu is hij 36 jaar. Inmiddels gepokt en gemazeld. Met inmiddels flink meer taken en verantwoordelijkheden, want nu verwacht zijn werkgever van hem dat hij een afdeling van zestig man leidt.
Maar dat gaat niet altijd goed. Ondanks zijn paar gouden handen, moet hij ook nog veel leren.
‘Wat heeft hij dan te leren?’, vraag ik in het gesprek met zijn manager.
‘Wat moet je iemand leren die alles perfect doet? Het is altijd super wat hij oplevert, helemaal af, tot in de puntjes, maar het duurt te lang en hij controleert alles. Altijd commentaar op de kleinste dingen. Hij is te streng, soms ronduit bot naar zijn teamleden. De sfeer is daardoor beklemmend. Ik krijg ook het idee dat hij denkt dat ‘ie altijd bereikbaar moet zijn. Als hij een stap verder wil, moet hij echt leren loslaten en delegeren.’
Zegt zijn manager over hem.
In de training merk ook ik Johan’s stevige oordelen op, als hij vertelt over zijn teamleden. Als eerste omdat hij niet snel tevreden is met het niveau van het werk van anderen. Ook krijgt hij ze zo moeilijk in beweging en gemotiveerd om beter werk af te leveren. Ze blijven fouten maken, wachten af, zegt hij geïrriteerd. Het kost hem zichtbaar veel energie. Hij lijkt heel moe.
De confrontatie die hij aan mag gaan tijdens de training lijkt een worsteling. Hij beschrijft zijn gevoelens nauwelijks. Hij bagatelliseert zijn frustratie en vermoeidheid. Het valt allemaal wel mee, hij moet er gewoon even doorheen. Hij doet zijn best om aan de rest van de deelnemers de indruk te blijven wekken dat het goed met hem gaat.
Johan oogt echter bang voor de laag onder de oppervlakte. Als hij staand zijn verhaal doet, wil hij duidelijk niet in de spotlight staan. Hij wil steeds gaan zitten. Deze lijdensweg is duidelijk van zijn gezicht af te lezen. Hij wil het niet aangaan en ik herken dat het een ontwijkingsmechanisme is. Dit houdt hem namelijk precies waar hij nu is.
Zijn laconieke houding verbergt zijn opgebouwde irritatie en vermoeidheid. Sinds hij teamleider is, draait hij steeds meer uren. Ook ‘s avonds en in het weekend. Als ik hem vraag wat dat betekent voor het thuisfront, springen de tranen hem in zijn ogen. Ook nu wil ‘ie weer zitten. Weg uit dit ongemak. De volgende mag.
En toch vraag ik hem om nog even te blijven staan en te vertellen over de consequenties.
Hij begint nu plots hoorbaar en zichtbaar te huilen. Johan vertelt hoe zijn zoon pas nog heel verdrietig was: “omdat papa altijd aan het werk is!”, terwijl hij snel zijn tranen wegveegt.
Hij laat zijn masker vallen…
De groep valt stil. Dit had niemand verwacht. Sommigen schieten zelf in de hulpstand en bieden hem een glaasje water aan. Hij vertelt verbaasd te zijn over wat hij nu allemaal deelt.
Ik vraag wat hij te leren heeft.
‘Delegeren, maar ja dat wist ik al. Ik weet wel dat ik moet delegeren. En ik ga het écht doen.’ Hij vertelt het echter alsof hij napraat wat hem verteld is.
Zijn stem klinkt nu gehaast en ook wat afstandelijk. ‘Maar ja, hoe krijg je iemand in beweging die niet vooruit te branden is of gewoon prutswerk aflevert?’ zegt hij.
Voor nu laat ik hem even gaan. Vertrouwend op het proces van de training dat hem daar waar nodig een spiegel gaat voorhouden. Hij lijkt bij het zitten aangedaan en maalt stevig door in zijn hoofd. Hij lijkt ook opgelucht dat dit stuk voorbij is.
De dag gaat voorbij en we maken andere oefeningen af. Hij heeft anderen inzichten gekregen en doet goed mee, maar oogt nog onrustig. Als mijn blik kruist met de zijne schieten zijn ogen soms snel weg. Ik vraag op een gegeven moment aan de groep om te reflecteren op een eerdere ervaring die duidelijk voor blokkades zorgde. Voor zaken waar ze nu nog tegenaan lopen. Als ik rondvraag in de groep wie meer wil vertellen, zoekt Johan toch weer oogcontact. Aarzelend en voorzichtig, maar toch gaat hij staan. Hij wil eerlijk zijn…
Hij geeft aan dat hij nu ziet dat hij het perfect wil doen. Álles móet perfect!. Het kan altijd beter. Bij álles. En dat toont hij in allerlei vormen steeds weer aan. Dat kost hem de kop. Dan ziet hij nu ook. En het moet anders, maar hoe?
Hij kijkt me aan, zijn lange lijf ineengedrukt, vragend om hulp met grote ogen. Hij oogt machteloos.
Hij deelt dat het al lang speelt. Hij wilde het altijd al heel goed doen, op school al en tijdens zijn studie die hij naast zijn werk deed. De beste van de klas. Hard werken en hoge cijfers. Zo ging dat nou eenmaal. Hij kreeg vaak complimenten over wat hij presteerde, maar er was toch dat knagende gevoel, van net tekortschieten. Ik stop hem bij allerlei voorbeelden die aan moeten tonen dat het klopt, dat ie tekort schoot of fouten maakte.
‘We kunnen er gewoon naar kijken, toch?’, vraag ik hem kalm.
Hij knikt gespannen en goedkeurend.
We blikken terug, naar een periode in zijn leven waar de drang naar perfectie lijkt te zijn ontstaan.
Ik vraag hem zijn ogen te sluiten en terug te gaan in de tijd. Terug naar een ervaring die, naar later blijkt, zo vormend was. Johan begint zacht te vertellen.
Hij weet nog dat hij vroeger supergoed kon tekenen. Op de middelbare school was hij al erg creatief en dat leverde hem complimenten op, van zowel de juf als zijn klasgenootjes. Hij vond het leuk om te doen, zijn tekeningen waren bijzonder en zijn ouders waren trots. Een prijs voor een landelijke tekenwedstrijd, die hij won, bevestigde zijn tekentalent.
Totdat zijn spierziekte zich manifesteerde. Eerst leek het groeipijn te zijn. Het zou wel overgaan had de huisarts gezegd. Het hoorde bij de pubertijd. Maar de pijn werd in de loop van de maanden steeds heftiger. Soms leek het of zijn benen stopte en zakte ie er doorheen. Enige tijd later viel een been uit. Deed zoveel pijn, dat hij er niet eens meer op kon staan. Opname in het ziekenhuis volgde. Onderzoek na onderzoek. Hij herinnerde een arts die hoofdschuddend aan zijn bed stond. En even later weg liep met zijn ouders. Door de deur hoorde hij zijn moeder huilen. Een zenuwaandoening, met een kleine kans op succesvolle behandeling leek zijn lot. Tests met zware medicatie en pijnstilling volgden.
De pijn en onmacht van toen lijkt weer hier in de ruimte als Johan vertelt.
Gelukkig was er nog iets wat hem afleiding en plezier bracht in zijn bed. Hij kon tekenen! Rond zijn bed verschenen meer en meer tekeningen. Stapels naast en om zijn bed. Zelfs kamergenoten hadden tekeningen van hem. Bezoek dat kwam sprak vol ongeloof over de details. Hij leek te groeien op zo’n moment.
Hij herinnert zich nog een specifiek en heel verwarrend moment. Hij werd wakker in zijn ziekenhuisbed. Hij wilde verdergaan, met een heel erg mooie tekening, waar hij eerder die ochtend aan begonnen was. Die wilde hij heel graag afmaken voordat zijn moeder ‘s middags zou komen. Hij schrok enorm toen hij zijn tekening weer pakte. Hij zag een slordig vel, met gekke strepen! Hij snapte er niks van. Een overweldigend gevoel van paniek overviel hem. Dat zelfs nu de 36-jarige Johan zichtbaar raakt. Met schokkende schouders en tranen over zijn wangen staat hij ontredderd te vertellen. Alsof de herinnering hem overneemt.
Ik vraag hem rustig te ademen, zijn voeten op de vloer te voelen en vraag verder door.
Hij leek de controle verloren. Totale angst dat hij de kunst van het tekenen zou verliezen. Het lukte hem ook niet om de tekening af te maken. Hij weet nog hoe dit hem frustreerde, bang en machteloos maakte. Ook eenzaam daar in dat ziekenhuis, met niemand om hem heen.
Nu weet hij dat de pijnstillers er waarschijnlijk op dat moment voor zorgden dat ie zijn stift niet meer goed vast kon houden. Maar als kind op dat moment was hij zich daar niet van bewust.
Ik vraag hem of hij zo nog even wil blijven staan. En of we samen nog even kunnen kijken naar die ervaring. Welke link zou hij nu kunnen leggen met zijn perfectionistische houding?
En over deze duidelijk heftige ervaring kon ik hem de vraag stellen: ‘hoe dacht je toen over jezelf?’
Dáár was het gevoel.
‘Ik kan het niet. Ik ben niet goed genoeg!’
De angst om tekort te schieten. De angst om de controle te verliezen was geboren.
En zijn oplossing.
‘Het moet beter. Perfect! Altijd.’
‘Klopte deze conclusie eigenlijk wel?’, vraag ik hem terwijl ik met volle aandacht naar hem luister. ‘Nee!’ zegt hij plots overtuigd.
‘Zou je deze strategie door zetten als je wist wat de consequenties zouden zijn in je latere leven?’
‘Wat zou je die kleine Johan daar in dat ziekenhuis bed willen zeggen, met je wijsheid van nu?’
Zo help ik hem – aan de hand van gerichte vragen – op een andere wijze te kijken en oordelen. En ook om weer nieuwe keuzes te kunnen maken. Na enige tijd opent Johan weer zijn ogen.
Er lijkt wel een andere man te staan.
Hij kijkt ontspannen en wakker uit zijn ogen. Zijn houding oogt vriendelijk en warm. Hij kijkt me glimlachend aan en open kijkt hij nu ook naar de andere deelnemers die hem aangedaan terugkijken.
Later in de training vertelt hij honderduit dat hij nu echt anders kijkt naar de dingen die hij heeft bereikt in zijn leven. Heeft weer eindelijk oog voor wat zich in het hier-en-nu afspeelt. Zoals zijn mooie gezin, een gezonde zoon en die goede baan als teamleider bij het bedrijf waar hij graag werkt. Hierna oogt hij meer ontspannen. Hij maakt grapjes als we te laat beginnen of als hij een fout opmerkt op een van de uitgedeelde handouts.
Johan zag nu hoe deze ene ervaring de bron is geweest van zijn neiging naar het steeds beter willen doen. En dat hij deze meetlat van perfectie ook aan anderen opdrong. Zo kon niemand winnen.
Op de vierde dag van de training – enige weken na de eerste dagen – vertelde hij de deelnemers welk effect zijn nieuwe inzichten hebben gehad op zijn leven. Hij keek altijd naar het tekort. Het moest perfect. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen. Ook thuis had de training een positieve uitwerking. De laptop ging niet meer open in de avond, tot grote opluchting van zijn thuisfront natuurlijk. Hij kreeg al snel van iedereen complimenten. Die krijgt hij trouwens nog steeds. Johan moest lachen toen hij dit vertelde voor de groep. Zijn collega’s vragen soms zelfs gekscherend: ‘Wat is er met jou gebeurd?’
Johan zit beter in zijn vel. Lekker in zijn rol als leidinggevende. Hij is nu een blijer mens, meer een vader voor zijn kind en echtgenoot voor zijn vrouw. Maar vooral aardiger voor zichzelf en daarmee voor de mensen om hem heen.
*Bovenstaand verhaal is gebaseerd op daadwerkelijke situaties uit de Momentum trainingen. In verband met privacy heb ik een aantal karakteristieken aangepast.